Hoofdstuk 19: SPULLEN….
De dagen vlogen voorbij, gevuld met voorbereidingen. De tafel in de woonkamer was een georganiseerde chaos van spullen: warme sokken, mutsen, handschoenen, handbeschermers, en meer lagen thermokleding dan ze ooit eerder hadden gedragen.
Het leek alsof ze zich voorbereidden op een expeditie naar de Noordpool, niet op een fietstocht naar Lourdes. Elke keer als Anna dacht dat ze alles hadden, kwam Fred met een nieuwe toevoeging.
“Hebben we al fietslampjes voor op de kar?” vroeg hij, terwijl hij een knipperend lichtje omhoog hield. “Hebben we de reservebandjes al ergens ingepakt? En heb je mijn credential gezien, dat boekje voor alle stempels? Want ik wil wel graag weer ‘tampons’ verzamelen van de mooie kerken in Frankrijk.”
“Ja,” antwoordde Anna, “maar als we nog meer spullen verzamelen, hebben we straks 2 aanhangers nodig.” Ze keek bedenkelijk naar alle plastic bakken waar alle kleding en verzorgspullen in zaten…
“Wat heb je nu eigenlijk echt nodig onderweg
Heb ik mijn mooie jurkjes nodig? Of is het alleen maar thermospullen?” zuchte Anna
Fred keek op van zijn checklist en grijnsde. “Jurkjes, echt?”
Anna lachte. “Nou, ik wil niet overal als een wandelende slaapzak aankomen.” Ze hield een dikke thermobroek omhoog en trok een gezicht. “En dit is toch ook geen fashion statement?”
Fred haalde zijn schouders op. “Niemand die het ziet als je jezelf in laag nummer zes hebt ingepakt.”
Ze schoten allebei in de lach, maar het inpakken was serieus lastig. Alles moest functioneel zijn, maar ook comfortabel. Elke gram telde, zeker omdat ze niet wisten wat ze onderweg allemaal tegen zouden komen. Door de zon fietsen is toch echt anders dan midden in de winter.
“Misschien moeten we gewoon een regel maken,” stelde Fred voor. “Als jouw spullen niet in één fietstas passen, blijft het thuis.”
Anna rolde met haar ogen en keek weer naar de stapel kleding. “Oké, maar hoe zit het met schoenen? Alleen fietsschoenen? Of toch een paar nette schoenen voor als we ergens binnen willen zitten zonder eruit te zien als twee ontsnapte eskimo’s?”
En zo ploeterden ze verder, de lijstjes en stapels spullen steeds groter. Wat je echt nodig hebt voor een reis naar Lourdes, bleek vooral een flinke portie humor en heel veel warme sokken te zijn.
Maar niet alleen de bagage was een uitdaging, ook de routeplanning bleek een puzzel. “Mark komt van 14 tot 21 februari,” zei Anna, terwijl ze een notitie maakte. “Chris neemt het daarna over tot Lourdes. En Maartje... als zij kan, gaat ze een poosje mee als verzorgende. Dat zou zo fijn zijn.”
Fred knikte langzaam. “Mooi team. Ik hoop dat het allemaal gaat zoals we het nu in ons hoofd hebben. Maar het blijft spannend. We zijn allemaal mensen met onze eigen gewoontes en eigenaardigheden. Dat kan prachtig samenvallen, maar ook... nou ja, een verrassende wending krijgen.”
Naast de spullen en routes waren er ook afspraken te regelen. Het kunstproject, inmiddels is er bijna een samenwerking met de gemeente en ProRail, vergde meer tijd en energie dan verwacht. Anna en Fred worstelden om alles goed op papier te krijgen, de juiste personen in de kraag te pakken en van iedereen de koppen dezelfde kant uit te krijgen. Na weer een telefonisch overleg met ProRail zat Fred met een frons over zijn notities gebogen. “Kunnen we dit gewoon in Jip-en-Janneketaal opschrijven? Dit voelt als hogere wiskunde.”
“Dat zou fijn zijn.” zuchtte Anna. “Maar volgens mij verwachten ze een hele scriptie.”
Ze lachten samen, maar het bleef lastig. Het project was belangrijk, en ze wilden het goed doen. De gedachte dat ze iets blijvends zouden achterlaten gaf hen kracht, maar de bureaucratie leek soms ondoordringbaar.
Op een avond kroop Anna tegen Fred aan onder hun, bijna versleten, elektrisch dekentje en haar blik werd zachter. “De terugweg...” begon ze. “Weet je wat ik het moeilijkst vind? Terugkomen. Terug van Lourdes, terug naar het leven dat nóg korter is geworden. Hoe lang nog? Hoe leef je verder als de tijd alleen maar lijkt te krimpen?”
Fred pakte haar hand en kneep er zachtjes in. “We zien wel hoe het gaat. Misschien wordt het niet makkelijk, maar we fietsen eerst naar Lourdes. Daarna zien we wel verder.”
Anna wist dat hij natuurlijk gelijk had, maar toch voelde de terugweg als een grote schaduw over hun plannen. Het idee om terug te keren naar werk, routines en een leven vol zorgen, het leven met kanker, was bijna ondraaglijk. Ze zuchtte en keek naar de tafel vol spullen. “Nou, laten we ons eerst maar zorgen maken over hoe we dit allemaal mee gaan nemen. De terugweg komt later wel.”
Fred glimlachte. “Dat klinkt als een plan. Eerst vooruit, dan pas achteruit.”
Hoofdstuk 20: MORGEN…..
“Ik val en ik struikel. Ik stuntel en ik duikel. Ik haper en ik klooi, maar hé, ik doe het toch maar mooi!” Anna mompelde de woorden voor zichzelf terwijl ze een stapel fietskleding in een tas propte. De laatste week voor hun vertrek had haar hoofd overuren gemaakt. Werken tussendoor, media-aandacht van tv, krant en radio, en ondertussen ook nog inpakken, opruimen en organiseren wat mee moest op de fiets, in de camper en in de aanhanger. Het was alsof ze drie puzzels door elkaar probeerde te maken met maar één hand.
“Hoe gaat het daar?” vroeg Fred vanuit zijn stoel, waar hij bezig was met de laatste route-aanpassingen.
Anna zuchtte en liet zich op de bank vallen. “Ik weet het niet meer. Moeten de extra thermokleding en de schoenen toch mee op de fiets of toch met Chris mee als hij volgende maand komt met de camper? Of toch met Marcel als hij spullen meeneemt als we in de buurt van Parijs zijn? En hebben we nu echt alles?”
Fred keek haar glimlachend aan. “Relax, je weet toch, wat je vergeet, hebben we niet nodig. En wat we meenemen, raken we ook vaak kwijt.”
Anna schudde haar hoofd met een glimlach. “Bedankt voor de wijsheid, Confucius op wielen.”
Naast alle praktische drukte was er ook nog het kunstproject. Een afspraak met de gemeente was eerder deze week allesbehalve inspirerend geweest. “Zoveel mensen moeten er ‘overheen pissen’,” had Anna gemopperd na de vergadering. “Waarom is het altijd zo moeilijk om iets positiefs voor elkaar te krijgen?”
Fred knikte begripvol. “Het zijn gewoon stappen, Ann. Zware, frustrerende stappen. Maar je weet, we hebben een lange adem.”
Later in de week was er een grote Teams-afspraak met de gemeente, ProRail, de kunstenaar en de kunstcommissie. De feedback was niet mals: geen toestemming, te weinig zicht, de trapopgang zou niet zichtbaar genoeg zijn. Sommige punten waren terecht, maar het voelde alsof ze opnieuw vanaf nul moesten beginnen.
“Toch hebben we een ingang gevonden,” zei Fred later. “Het is niet precies wat we wilden, maar we kunnen verder. Van een uitgewerkt plan gaan we terug naar een verzoek. Onze snelheid kunnen ze gewoon niet aan.”
Anna haalde diep adem. “We hebben een lange adem,” herhaalde ze, “maar gelukkig nemen we die mee naar Lourdes.”
De avond voor vertrek hing er een spannende stilte in huis. Anna zat op de bank en keek naar de katten, die lui lagen uitgestrekt op hun benen
“Hoe ga ik dit nou twee maanden volhouden?” vroeg Anna zacht, terwijl ze een van de katten een aai over zijn kop gaf. Hij rekte zich uit en spinde luid, alsof hij haar wilde geruststellen.”Het voelt... alsof ik ze in de steek laat. Denk je dat ze me missen?”
Fred grinnikte. “Jij wordt misschien een week gemist, maar daarna hebben ze alleen nog maar oog voor degene die het eten geeft.”
Ze lachte zacht, ondanks de brok in haar keel. De oppas was perfect, liefdevol, betrouwbaar, en hij kende de katten door en door. Maar afscheid nemen bleef moeilijk. Anna boog zich voorover, gaf de kleinste kat een kus op haar koppie en fluisterde: “Ik ben zo weer terug, jongens. Echt.”
Later die avond was eindelijk alles ingepakt, gecontroleerd en dubbel gecheckt. De oefenrondjes met volle bepakking waren gedaan. Zelfs de fiets leek er klaar voor. Maar de reis zelf voelde ineens groter dan ooit.
Anna keek naar de tafel waar de spullen klaarstonden. “Morgen vertrekken we,” zei ze zacht.
Fred knikte, zijn blik naar buiten gericht. “Ja, morgen. Spannend, hè?”Anna knikte. “Heel spannend. Maar we doen het. En het gaat goedkomen, toch?”Fred draaide zich naar haar toe. “We doen het samen. Hoe dan ook.”
Ze keken nog één keer naar de georganiseerde chaos om hen heen. De volgende ochtend zouden ze vertrekken, de eerste trappen zetten op een reis vol onzekerheid, maar ook vol hoop en nieuwe herinneringen. Het avontuur begint nu
Hoofdstuk 21: VERTREK
De ochtend voelde anders. De lucht leek zwaarder, de stilte intenser. Anna en Fred waren vroeg wakker en het voelde vreemd onrustig. Was dit de laatste keer dat ze thuis wakker werden voor een reis als deze?
Anna werkte in stilte, haar vingers vakkundig terwijl ze wonden verzorgde en stoma’s opnieuw plakte. Fred lag stil, maar zijn ademhaling verraadde een onderhuidse spanning. Ook bij deze nuchtere Groninger.
“Dit is het dan,” zei Anna zacht. Fred knikte. “Ja. De laatste keer spullen aan de fiets hangen. Laatste keer twijfelen of we alles hebben ingepakt. En dan de vele vragen… Zal het echt de allerlaatste lange tocht worden? Zal Fred het kunnen uitrijden? Zal Anna de reis vol kunnen houden? De vragen bleven onbeantwoord in de lucht hangen. Ze zullen alleen beantwoord kunnen worden door de tijd…
Toen de fietsen klaarstonden en de tassen waren vastgesjord, was het tijd om echt te vertrekken. Bij de Olle Grieze wachtte een kleine groep uitzwaaiers hen op. Vrienden en familie, met koffie in de hand en woorden van aanmoediging op hun lippen. Ze maakten foto’s, lachten om kleine grapjes, maar Anna voelde hoe haar keel dichtkneep toen ze aan het naderende afscheid dacht.
Toen was het tijd om op zoek te gaan naar de Sint Jozefkathedraal, waar ze een afspraak hadden met Victor Maagd. Bij de voordeur van de kerk had zich een kleine groep mensen verzameld, die nieuwsgierig uit elkaar ging toen de pastoor in zijn gewaad naar buiten kwam. Hij las een kort stuk voor over het op weg gaan van pelgrims en de steun die hen zou begeleiden op hun reis.
De pastoor prevelde zijn zegen en zwaaide met een zwarte, harige borstel de zegendruppels zachtjes over Fred, Anna en hun fiets. Het was een moment van stilte en betekenis, een gevoel dat ze nu echt op weg werden gestuurd. Fred keek naar Anna en grijnsde lichtjes. “Met Christoffel aan onze fiets, toch?”
Anna glimlachte. “Ja. En een flinke portie hoop in onze zakken.”
Ze vertrokken samen met Mark, hun eerste meefietser, de mistige ochtend in. De wereld om hen heen leek verdwenen, opgeslokt door een grijze waas. Het was alsof ze fietsten door een wereld die nog niet helemaal gevormd was.
“Zie jij iets?” vroeg Anna, terwijl ze naar de vage contouren van het pad keek.
Fred zuchtte, zijn adem zichtbaar in de kou. “Alleen mijn eigen adem. Misschien is dit wel onze reis: de weg naar wat je niet ziet.”
De stilte om hen heen was bijna tastbaar, en toch voelde het niet leeg. Zelfs de reeën die onverwacht over de weg staken, leken verstild, hun bewegingen traag en bedachtzaam door de kou.
Bij aankomst in Assen voelde de warmte van het hotel bijna surrealistisch. Ze werden vriendelijk ontvangen, en na een kop koffie nam Mark afscheid. Anna en Fred fietsten naar de verste kamer van het terrein – voor hen perfect, want de fiets kon recht voor de deur staan.
“Morgenochtend fietsen we naar het ontbijt,” zei Fred, zijn stem vermoeid maar luchtig.
Ze nestelden zich in de kamer, eindelijk een moment van rust. De spanning van de dag gleed langzaam van hen af. Berichtjes werden gelezen, de dag werd besproken, en een zachte stilte viel over hen heen.
“Morgen weer verder,” zei Anna, terwijl ze haar hoofd tegen Freds schouder legde.
Fred knikte. “Verder naar... alles wat nog komt.”
Hoofdstuk 22: BERMUDADRIEHOEK IN ACTIE...
De nacht was allesbehalve rustig. De kussens waren te hard, of juist te zacht. Het dekbed was of te warm, of te koud. Anna had te lang op haar telefoon gezeten, met al die kleine regeldingen die ineens ‘s nachts dringend leken. Maar vooral waren het de zorgen die haar wakker hielden. Zorgen over Fred, hoe lang zou hij dit volhouden? Zorgen of zij het zelf wel aankon, fysiek, emotioneel, alles. En dan waren er nog de zorgen over thuis. Haar vader was tenslotte al 87, zou hij zich niet al te eenzaam voelen? Geen muizenissen, dacht Anna, maar grote muizen die de stilte van de nacht in stukken beten.
Toen de wekker ging, voelde Anna zich allesbehalve uitgerust. “Slecht geslapen?” vroeg Fred terwijl hij haar een slaperige blik toewierp.
Anna knikte en haalde diep adem. “Ja, het was alsof mijn hoofd een stormbaan was. Maar goed, nieuwe dag.”
Deze begon met een onverwachte wending. Om half acht werd Anna gebeld door 100% NL, een nationale radiozender. Ze mocht vertellen over hun tocht en waarom ze dit deden. Nog half slapend gaf ze antwoord op de vragen en vertelde ze hun verhaal nog een keer, terwijl Fred zich lachend aankleedde op de achtergrond. Alweer hetzelfde verhaal vertellen…
“Het is een spelletje,” fluisterde ze naar Fred terwijl ze haar hand over haar telefoon legde. “Ze willen dat luisteraars raden wat waar is.”
Fred grijnsde. “Nou, vertel ze dat je met een Michelinpoppetje door de kou fietst. Kijken of iemand dat gelooft.”
Na het ontbijt en een kop koffie met een oude vriend was het tijd om op pad te gaan. Maar het leek alsof deze dag een spelletje met hen speelde. Dingen raakten continu kwijt. Handschoenen die ineens in een rugzak waren gekropen, de belangrijke fietssleutel die zomaar verdwenen leek maar later nog in de fiets zat en zelfs een sleutelkaartje die Fred niet meer terug kon vinden.
“Waar zijn nou weer mijn oordopjes?” riep Anna gefrustreerd, terwijl ze in haar tas graaide.Fred zuchtte. “Misschien zijn al onze spullen met elkaar gaan samenspannen. Dit is gewoon sabotage.”
Het was vermoeiend, en de frustratie begon op te lopen. Maar uiteindelijk kwam alles weer boven water. Het was er wel, alleen ergens anders. “In de bermudadriehoek die met ons meereist” zei Anna schaterend.
De route van vandaag was 51 kilometer, lang genoeg, zeker omdat het na drie uur in de middag rap kouder werd. Het landschap was adembenemend, vol rijp dat alles een sprookjesachtige glans gaf. Ze fietsten langs een veld met kerstbomen, bedekt met een witte laag, en stopten even om het uitzicht in zich op te nemen.
“Het lijkt wel een kerstkaart,” zei Fred zacht.
“Winterwonderland” zei Anna.
Die middag hadden ze ook iets nieuws ontdekt: ze waren ineens bekende mensen. In een café tijdens de lunch werden ze aangesproken door een vrouw die hen had herkend van de krant.
“Jullie zijn dat stel dat naar Lourdes fietst, toch?” vroeg ze enthousiast.
Anna knikte, een beetje verbaasd. “Ja, dat klopt.”
De vrouw begon te vertellen hoe bijzonder ze het vond, hoeveel moed het vergde en hoe ze het verhaal aan haar vrienden had verteld. Het gesprek was warm en vrolijk, een onverwacht moment van verbinding.
Later die middag, op een landweggetje, wenkte een man die met zijn vrouw wandelde. “Ik heb jullie op tv gezien! Jullie zijn geweldig bezig!” riep hij, met een brede glimlach.
Fred grijnsde naar Anna terwijl ze verder fietsten. “Zie je wel? We zijn beroemd. Misschien vragen ze straks handtekeningen.”
Anna lachte. “Prima. Maar dan wel in ruil voor een overnachting".
Het waren deze kleine momenten die de zwaarte van de dag verlichtten. Mensen herkenden hen, spraken hen aan, moedigden hen aan. Het gaf een gevoel van verbondenheid, alsof hun tocht niet alleen van henzelf was, maar ook een beetje van iedereen die hen volgde.
Bij aankomst in het hotel bracht een oude, schokkende lift hen naar hun kamer. Fred was zichtbaar moe. “Die lift beweegt net zo stroef als ik me voel,” mompelde hij terwijl hij moeizaam naar de kamer liep.
De dag had zijn tol geëist. Freds stomaplakken hadden een slechte dag, de huid was rood en pijnlijk, en zijn darmen werkten te goed. “Bijtend,” zoals Fred het beschreef. Anna hielp hem met geduld en zorg, maar de spanning was voelbaar. Dit was geen vakantie. Dit was hard werken, fysiek en emotioneel.
In het hotel was er geen uitgebreid diner, maar een soepje in de waterkoker en met een tosti bleek dat precies wat ze nodig hadden. “Ik zeg… gelukt,” zei Anna met een glimlach. “Dat kan dus ook.”
Fred glimlachte flauw. “En het voordeel: we hoeven nu geen berg groente mee te slepen.”
Anna lachte. “Morgen maar weer op vitaminejacht. Voor vandaag is dit prima.”
Die avond, terwijl de spullen langzaam een plek kregen en ze eindelijk hun zware kleren uittrokken, voelde Anna pas de zwaarte van de dag. De kou, de vermoeidheid, de eindeloze kleine dingen die fout leken te gaan, alles zat in haar lichaam. Dit was niet zomaar een reis. Het was spannend, vermoeiend, en vol onzekerheden. Haar gedachten flitsten van het ene naar het andere: Freds gezondheid, hun einddoel, de vraag hoe lang ze dit konden volhouden.
Fred zat op het bed en trok langzaam zijn sokken uit. Zijn gezicht zag er vermoeid uit, maar er zat een glinstering in zijn ogen. “We hebben het gered,” zei hij zacht, alsof hij haar gedachten had gelezen.
Anna keek op en glimlachte flauwtjes. “Ja, maar het is zwaar.” Ze leunde achterover tegen de muur en sloot even haar ogen. “Hoe ver komen we, Fred? Echt?”
Fred bleef even stil en keek naar haar. Toen pakte hij haar hand en kneep er zachtjes in. “Ver genoeg,” zei hij uiteindelijk. “Ver genoeg om alles mee te maken wat we nog willen.”
Anna opende haar ogen en keek naar hem. Er was iets in zijn stem, een vastberadenheid die sterker was dan de twijfels in haar hoofd. Ze zuchtte diep, niet alleen van vermoeidheid, maar ook van een klein beetje opluchting.
Morgen zou er weer een dag zijn. De route lag klaar, de spullen stonden deels nog gepakt, en de kou wachtte op hen. Maar voor nu, in dit kleine, eenvoudige hotelkamertje, was er rust. En het spotten van 3 wolven in de verte in de mist maakte de dag toch onvergetelijk..
Hoofdstuk 23: Eesveen naar Zwolle, 3de dag
De dag begon verrassend rustig. Het leek alsof de Bermudadriehoek, die normaal al hun spullen opslokte, even op vakantie was. Alles lag op de plek waar het hoorde, en dat alleen al gaf een goed gevoel.
Bij het ontbijt keek Fred vanaf zijn stoel naar de buffettafel. “Ik voel me net een koning,” zei hij met een grijns. “Jij haalt alles voor me, en ik hoef alleen maar te kiezen.”
Anna rolde met haar ogen terwijl ze opstond. “Een koning, hè? Oké, wat mag ik deze keer brengen, majesteit?”
Fred leunde achterover en keek naar de tafel. “koffie, sapje, spek en ei, kwark en iets lekkers voor erbij. Maar niet té gezond, hoor.” zei hij met een knipoog. Anna lachte. “Dus eigenlijk alles wat los en vast zit. Komt voor elkaar.”
Terwijl ze bij het buffet stond, keek ze af en toe om naar Fred, die vrolijk naar haar zwaaide. Toen ze terugkwam met een goedgevuld bord, boog ze zich naar hem toe. “Alstublieft meneer. Maar als je meer wilt, mag je zelf gaan.”
“Wat wil je vanavond eten?” vroeg Anna terwijl ze een slok thee nam.
Fred dacht even na en leunde achterover. “Iets makkelijks. Groente in een wrap? Iets wat niet teveel gedoe is.”
Anna pakte haar telefoon en begon te typen. “groente, wrap, salade... Oh, en we hebben nog beleg nodig.”
Fred grijnsde. “En chocola. Dat is een eerste levensbehoefte, toch?”
Anna rolde met haar ogen. “Natuurlijk. Chocola is onmisbaar. Iets anders?”
Ze lachten samen, en met een halfvolle kop koffie en een volgeschreven lijstje waren ze klaar om de supermarkt in Zwolle aan te vallen, efficiënt en zonder teveel gedoe want supermarktwinkelen is nou niet echt een hobby van Anna.
Pas om 11 uur verlieten ze het hotel. Het optuigen van de fiets blijft een uitdaging. Het heen en weer slepen van tassen en spullen voelde soms als een eindeloze herhaling. Anna’s schouders protesteerden luid, maar ze besloot dat ze vanavond alle kussens mocht claimen als beloning.
De weg was opnieuw gehuld in een grijze waas. Mistig, dauwig, heiig, het leek alsof de wereld zelf nog niet helemaal wakker was. Fred vond de lange rechte wegen eentonig, en Anna knikte instemmend, al was ze meer bezig met de wind.
“Volgens jou waait het niet,” zei ze terwijl ze zich schrap zette tegen een vlaag. “Maar ik zit hoger op de fiets en ik waaide bijna van mijn zadel!”
Fred grijnsde. “Dan ben ik benieuwd wat je zegt als het écht gaat waaien.”
Ze fietsten verder, omringd door stilte en het zachte geluid van banden op het asfalt. Het was droog, op de druppels smeltend ijs na die vanaf de bomen op hun hoofden vielen. Maar zelfs dat kon de magie van de tocht niet verstoren. De mist gaf een dromerig gevoel, alsof de wereld kleiner was en alles om hen heen even werd uitgefilterd.
“Het is gek,” zei Anna, “maar in de mist klinken mijn muizenissen anders. Het is alsof de wind ze uit elkaar trekt en ze minder zwaar maakt.”
Fred knikte. “Dat is het mooie van fietsen. Het ruisen in je oren overstemt de chaos in je hoofd.”
De aandacht voor hun tocht bleef groeien. Onderweg bleven mensen hun aanhouden en begonnen praatjes. Super leuk. Vanmiddag hadden ze een interview op NPO 5, en er was zelfs contact met een nationale tv-zender.
“Het is grappig,” zei Anna terwijl ze een slok water nam tijdens een pauze. “Nu is het nog leuk. Hopelijk blijft het zo en krijgen we niet opeens camera’s in ons gezicht terwijl we net met een lekke band staan als we al mopperend en scheldend elkaar in de haren vliegen”
Maar de aandacht voelde wonderlijk genoeg goed, alsof mensen echt begrepen wat hun reis betekende. Het gaf een gevoel van verbinding, van iets groters.
Ze bereikten hun bestemming met vermoeide benen maar opgeladen hoofden. De mist had de muizenissen een andere klank gegeven, de wind had ze weggeblazen, en de kleine overwinningen van de dag, van media-aandacht tot lieve berichtjes van thuis, hadden de tocht weer bijzonder gemaakt.
Toen ze de nieuwe slaapplek binnenstapten, leek het alsof ze een oase betraden. Het hotel zag er modern uit, en de kamer was meer dan ze hadden durven hopen. Een hoog bed dat perfect was voor Freds verzorging, een ruime inloopdouche, een koffiecorner en zelfs een koelkast.
“Dit is bijna te luxe,” zei Anna met een grijns terwijl ze vermoeid op het bed plofte. “Als dit zo doorgaat, nemen we nooit meer een tent mee.”
Fred schoot in de lach. “Ik denk dat het concept ‘tent’ sowieso afvalt bij -3 graden, helaas, maar dit... dit is wel echt even fijn.” Hij draaide zich om naar de koffiecorner. “En koffie. Echte koffie. Geen thermoskannetjes meer. We zijn gered.”
Fred leunde achterover op het bed en sloot even zijn ogen. “Weet je wat het mooiste is? Dat hoge bed. Jij hoeft niet meer te bukken, en ik hoef niet meer te horen hoe je zucht als je weer omhoog komt.”
Anna gaf hem een speelse tik op zijn been. “Dank je wel voor die subtiele opmerking. Maar je hebt gelijk. Dit is echt beter.”
De beslissing om hier twee dagen te blijven, voelde als een zegen. Het optuigen en afbreken van de fiets, het heen en weer slepen van spullen, het hoefde even niet.
Ze zaten samen op het bed. Anna nam een slok thee en keek naar Fred. “Hoe voel jij je eigenlijk vandaag? Beetje opgeladen?”
Fred dacht even na. “Ja, eigenlijk wel. Dit is goed. En jij? Kun je het allemaal een beetje loslaten?”
Anna haalde haar schouders op. “Loslaten blijft moeilijk. Vooral ‘s nachts, als de zorgen op je af komen. Maar nu, hier... het voelt even rustig. Alsof alles een paar passen achter ons blijft.”
De kamer bood hen niet alleen rust, maar ook ruimte om vooruit te kijken. Er stond geen druk op hun schouders, behalve die van een goede planning voor de komende dagen.
“Wist je dat ik hier best aan kan wennen?” zei Fred, terwijl hij een nieuwe koffiemok vulde.
Anna grinnikte. Ze zei niks maar hoopte dat t nog heeeeeel lang zou duren.
Zo zaten ze daar, met hun voeten omhoog en een rustige kamer om hen heen. De rustdag was geen luxe, maar een noodzaak. En het was precies wat ze nodig hadden.
Ze lachten samen en keken tv, en even leek de wereld licht, helder en vol oneindige mogelijkheden.
Hoofdstuk 24: Rustdag en Zwolle naar Vierhouten
De rustdag kwam als geroepen. De kou vrat energie, en Freds gezondheid bleef een uitdaging. Een dag zonder kilometers op de fiets was geen luxe, maar pure noodzaak. Gelukkig waren de mensen in het hotel ontzettend lief en behulpzaam. Hoewel, het gesleep met de spullen bleef een dingetje. De fiets moest naar de stalling, de tassen op een bagagekar, alles heen en weer. Anna’s schouders protesteerden luid, maar ze mopperde er niet teveel over. “Ik heb nu een claim op alle kussens,” zei ze grinnikend tegen Fred.
De vrije dag werd goed benut met een bezoek aan een museum in Zwolle. Bij de entree werden ze begroet door hartelijke supposten. “Wat een fijne mensen,” zei Anna, terwijl ze een praatje maakten. De expositie van Werefkin, een expressionistische kunstenares uit Rusland, was een schot in de roos. “Die kleuren!” zei Anna, terwijl ze bijna in de schilderijen leek te verdwijnen.
Fred keek glimlachend toe. “Dan weet ik weer waarom ik dat ene shirt met al die felle strepen zo leuk vind. Misschien ben ik stiekem ook een beetje expressionistisch.”
Anna lachte en gaf hem een speelse duw. “Expressionistisch, jij? Alleen als het betekent dat je kleren schreeuwen wat je denkt.”
Fred trok een bedenkelijke blik. “Nou, dat is toch best logisch? Mijn oranje sokken zeggen ‘ik ben vrolijk’, mijn groene broek zegt ‘ik ben avontuurlijk’, en mijn blauwe trui... die is gewoon warm.”
Anna schudde haar hoofd lachend. “En wat zegt die ene veel te felle reflecterende jas van je? Dat je in het donker niet wil verdwalen?”
Fred grijnsde. “Nee, die zegt: ‘Kijk, hier ben ik!’ Ik ben tenslotte een levend kunstwerk.”
Het Herman Brood Museum was helaas gesloten. “Misschien maar goed ook,” zei Fred. “Twee musea op één dag? Jij zou overprikkeld raken, en ik duizelig van al die drukte.”
Anna knikte. “Klopt. Dit is wel genoeg. Maar wat fijn dat het goed ging. Geen dizzy Fred vandaag!”
Na een stop bij de supermarkt reden ze terug naar het hotel, waar ontspanning op het programma stond. Fred lag veel, en Anna haalde haar kleurpotloden tevoorschijn. Zelfs in hun overvolle bagage was er een plekje gereserveerd voor haar creatieve uitspattingen. Driftig zat ze aan tafel te tekenen terwijl Fred naar het plafond keek.
“Wat teken je nu?” vroeg hij.
“De bermudadriehoek, met al onze spullen erin,” antwoordde Anna met een lach. Fred knikte. “Lijkt me een bestseller.”
Na een avondje televisiekijken en een goede nachtrust voelde het duo zich weer opgeladen. Hoewel de ochtend begon met regen, ging de zon aan, net op tijd voor Anna om de fiets weer op te tuigen. De route ging richting Vierhouten, en omdat supermarkten schaars waren, maakten ze vroeg een stop om eten te halen.
Fred zat op de fiets buiten te wachten, dik ingepakt tegen de kou. Zijn adem maakte kleine wolkjes in de lucht terwijl hij naar de supermarktdeur keek. Anna was al tien minuten binnen. Hij kon haar bijna horen mopperen terwijl ze door de schappen dwaalde.
Na nog eens vijf minuten kwam Anna naar buiten met een volle tas in haar handen en een licht geïrriteerde blik. “Waarom liggen komkommers in de ene winkel links en in de andere helemaal achterin bij de melk? Het lijkt wel alsof ze het expres doen om mij gek te maken.”
Fred grijnsde. “Misschien is het een test. Supermarkt-survival voor gevorderden.”
Anna pakte de boodschappen in het aanhangwagentje en trok haar handschoenen aan. “Nou, ik geef ze een zes min. Alles ligt op plekken waar het niet hoort, en ze hebben niet eens de zoete aardappel die ik wilde.”
Fred keek haar quasi-serieus aan. “En wie gaat dit allemaal eten? Wij of jouw innerlijke perfectionist?”
Anna zuchtte, maar schoot uiteindelijk in de lach. “Ik. En mijn innerlijke perfectionist. Maar jij mag straks helpen koken. Deal?”
“Deal,” zei Fred met een brede glimlach. "Ik geef die zoete aardappel wel wat extra liefde.”
Onderweg kwamen ze door een bos waar zware geluiden klonken, bommen en schoten, oefening van defensie. Wegen waren afgesloten, dus er moest flink omgereden worden. “Dit maakt het spannend,” grapte Fred.
De kosmos had dus een dikke vinger in de pap, en zo kwamen ze bij een bankje terecht om een broodje te eten terwijl er er twee vrouwen langs kwamen.
“Wat een mooie fiets,” zei een van hen, terwijl ze bleef staan kijken.
Fred glimlachte. “Ja, het is een bijzondere fiets. We fietsen ermee naar Lourdes.”
“Lourdes? Wauw, wat een avontuur,” zei de ander, zichtbaar onder de indruk.
Ze maakten een praatje, en het bleek dat de vrouwen schrijvers waren. Anna schoot rechtop. “Schrijvers? Wat leuk! Wat voor boeken schrijven jullie?”
Na het opzoeken van de titels sprong Anna op. “Wacht, die ken ik! Ik heb dat boek gelezen!” Ze lachte verbaasd. “Wat bijzonder dat ik jullie nu hier tegenkom!”
Toen ze weer verder fietsten, keek Anna naar Fred. “Zie je wel, dat krijg je alleen als je zo’n bijzondere fiets hebt. Die kosmos moeten we te vriend houden.”
Fred grijnsde. “Of misschien moeten we gewoon vaker verdwalen. Je weet nooit wie je tegenkomt.”
Bij een gezellig restaurantje, de Ossenstal, maakten ze een pitstop. Dat was eigenlijk niet de bedoeling maar vandaag leken de kilometers langer dan anders. Het was er warm en de bediening was vriendelijk en zorgzaam, wat een fijne onderbreking van de dag was.
Bij aankomst in het hotel wachtte opnieuw het bekende riedeltje: inchecken, uitpakken en alles een plek geven. Het bagagekarretje, compleet onder de modder door de omwegen, werd direct grondig gereinigd door een hotelmedewerker. “Wat een service,” zei Anna met bewondering.
“Zullen we de fiets er ook even bijzetten?” voegde Fred grijnzend eraan toe.
De kamer bleek heerlijk, met een bed dat zo fijn was dat ze allebei een zucht van opluchting slaakten. “Het lijkt wel alsof de bedden steeds beter worden,” zei Anna terwijl ze zich uitstrekte.
Fred glimlachte. “Misschien is dat de truc. Hoe vermoeider je bent, hoe fijner het bed voelt.”
Anna glimlachte zachtjes en keek naar Fred, die ontspannen tegen de kussens leunde. “Misschien is het gewoon een beetje geluk,” zei ze. “En dat is precies wat we nodig hebben.”
Ondanks alles, de ziekte, de kou, en de reden van hun reis, voelden ze zich gelukkig. Het was fijn om samen op stap te zijn, te ontsnappen aan de dagelijkse sleur, en even alleen maar te leven in het nu. Ze voelden zich rustig, berustend, en tegelijkertijd vol leven.
De dag eindigde in stilte, met het warme besef dat dit moment van samenzijn alles was wat telde. Morgen lag klaar, met nieuwe wegen en nieuwe avonturen, maar voor nu genoten ze volop van het hier en nu.
Hoofdstuk 25: Van Vierhouten naar Ede
DOOR DE WIND, DOOR DE REGEN, DWARS DOOR ALLES HEEN...
De ochtend begon uitgerust. Het bed had opnieuw heerlijk geslapen, alsof het speciaal voor hen gemaakt was. Maar toen begon het bekende ritueel: spullen bij elkaar rapen, inpakken, naar beneden slepen, de fiets ophalen en optuigen. Anna voelde de inspanning al in haar schouders terwijl ze laag na laag kleding aantrok. Kleding over kleding, alles om de kou te trotseren. En toch brak het zweet haar uit, niet van de warmte, maar van het gevecht met al het plastic om het droog te houden.
Eindelijk zaten ze dan op de fiets. Het was wat spetterend droog maar de verwachtingen waren niet zo gunstig. Maar voor nu kon Anna even lekker afkoelen in de wind. Het duurde maar even en daar kwam de regen als een sluier naar beneden, eerst zachtjes, bijna vriendelijk, maar al snel voelde het als honderden kleine naalden die hun gezicht prikten. Het water kroop langs haar kraag naar binnen, ijskoud en genadeloos.
Wat een weer he?! Toch wel heel anders dan de kou aan het begin van onze monstertocht riep Anna tegen de wind in.
Fred keek achterom en glimlachte . “Het is wel... expressionistisch, nietwaar? Jij met je felle blauwe regenjas en die grijze lucht. Je lijkt wel een schilderij…
Zo fietsten ze expressief en kleurrijk richting Ede, de bestemming van vandaag. Het fietsen leek na verloop van tijd bijna meditatief. Praten met elkaar lukte bijna niet door het vervliegen van de stemmen, dus ze zaten elk in hun eigen bubbeltje.
Het fietsen dwingt je in het moment, dacht ze. Geen ruimte voor afleidingen, geen plek voor chaos. Alleen trappen, ademen, doorgaan.
Ineens was het niet alleen water wat over Anna’s gezicht naar beneden drupte. De regen vermengde zich met tranen, niet uit verdriet, maar uit iets groters. Iets wat niet in woorden te vangen was. Misschien was het de zwaarte van alles, hun reis, hun situatie, hun toekomst maar misschien was het ook de eenvoud van het moment. Regen op haar gezicht, wind in haar oren, en Fred, daar voor haar. Samen, zonder woorden, op weg naar wat nog komt.
En toch, terwijl ze trapte, voelde ze ook iets anders. Een soort opluchting, alsof de regen haar hielp om los te laten wat ze niet meer vast kon houden en met elke druppel leek haar hoofd een stukje lichter te worden
De Veluwe liet zijn bewoners vandaag niet zien, alsof de dieren besloten hadden dat het weer te guur was om zich te vertonen. Alleen een brutaal eekhoorntje waagde zich even op het pad, staarde hen onderzoekend aan, en verdween toen snel weer tussen de bomen.
“De zwijntjes liggen vast diep weggedoken in hun ketels,” zei Fred, terwijl zijn ogen over het landschap gleden. “En de herten? Die liggen waarschijnlijk uit de wind, verstopt tussen de struiken en bosschages.”
Anna blies de druppels van haar gezicht. “En de wolven? Die blijven ook binnen, stijf tegen elkaar aan, tenzij ze écht honger hebben. Wat eerlijk gezegd slim is. Ik snap ze wel.”
“Ja” zei Fred “maar zij hoeven ook niet naar Lourdes.”
Ze trapten verder, omgeven door de schoonheid van het landschap, maar het voelde een beetje leeg zonder het leven dat normaal zo dicht onder de oppervlakte lag. “Het is zo jammer,” zei Anna zacht. “Dit is zo’n bijzonder stukje Nederland. Het is alsof je het mist als je het wild niet ziet.”
“Maar ze kijken vast stiekem naar ons, vanuit de struiken. Misschien denken ze: wat een rare, kleurrijke vogels zijn dát! En daar hebben ze ook gelijk in.”
Anna lachte, maar het gemis bleef. Hoeveel keer zouden ze dit prachtige gebied nog kunnen doorkruisen? Ze hoopte dat ze, op een helderdere dag, alsnog oog in oog zouden staan met de bewoners van deze bijzondere plek. Voor nu moesten ze het doen met de wetenschap dat ze er wél waren, verborgen en veilig in hun eigen Veluwse schuilhoeken.
De regen en wind bleven om hun oren gieren terwijl ze verder fietsten, met het vooruitzicht van een warm huisje dat op hen wachtte. Of dat dachten ze tenminste.
Bij aankomst stapte Anna, druipend als een verzopen kat, de receptie binnen. Een kleine plas water vormde zich rond haar voeten terwijl de receptioniste opkeek. “Het regent” zei Anna met een lach. “Ik heb geen goed nieuws. Uw boeking is niet goed doorgekomen,” zei het meisje met een beleefde glimlach en we kunnen u niet in het huisje laten.
Anna slikte een stevige mopper in, trok een geforceerde glimlach en zei cynisch, “Oh, natuurlijk niet. Dat zou te makkelijk zijn.”
Fred zat buiten in de stromende regen op de fiets. Toen Anna hem naar het restaurant bracht om te zien wat ze konden regelen, liet hij daar zijn eigen kleine regenplas achter op de vloer. “Ze kunnen me beter een dweil geven,” mompelde hij terwijl hij ging zitten.
Anna keerde terug naar de receptie, vastbesloten aardig te blijven. “Misschien kunt u toch even iets regelen? Ik heb een zieke meneer in het restaurant zitten die inmiddels verdacht veel op een waterkanon begint te lijken als we nog langer moeten wachten.”
Uiteindelijk kwam er een oplossing, en terwijl ze eindelijk naar hun huisje fietsten, was de lucht in hun hoofden weer een beetje opgeklaard. Nu nog buiten…
Hoofdstuk 26: Ede naar Winssen PLAKKEN IN DE VERGADERZAAL
De vrije dag van gisteren had niet echt gebracht waar Anna op hoopten. Rust was schaars, want er was altijd wel iets te doen, te regelen of opnieuw in te pakken. En rust staat nou eenmaal niet in haar woordenboek. Maar vandaag, met het karretje even achterwege gelaten, voelde het alsof ze vleugels hadden.
De route naar Winssen ging als een speer. Het zonnetje piepte af en toe door de wolken en verwarmde hun gezichten, en de natuur leek even vriendelijker dan de dagen ervoor. Het was bijna alsof de wereld hen een kleine pauze gunde.
“Zonder dat karretje voelt het ineens alsof we op een racefiets zitten,” zei Fred met een grijns, terwijl hij zijn tempo opvoerde.
Anna lachte. “Geniet ervan, want morgen zitten we weer met de halve inboedel achter ons!”
Fred mopperde ineens vanaf de voorstoel. “Fiets maar door, hoor. We hebben lekkage. Weer die stomazooi overal. "Alles zit eronder, pfff… wat een ellende.”
Anna remde af en zuchtte diep. “Serieus? Kunnen we dit niet één dag overslaan? Ik kan er soms zo moedeloos van raken”
“Blijkbaar niet,” bromde Fred. “Mijn darmen hebben daar andere ideeën over.”
Ze reden snel door tot het restaurant, gelukkig was dat niet al te ver meer, en Fred vroeg vriendelijk aan de bediening of ze een plekje konden gebruiken om te plakken. Ze werden naar een vergaderzaal gebracht, een keurige ruimte met een lange tafel en leren stoelen. Fred keek naar de ruimte en trok een wenkbrauw op. “Chique plek om jezelf opnieuw in elkaar te zetten,” zei hij droog.
Anna had haar handen al vol met plakkers en doekjes. “Nou, je ligt tenminste lekker ruim,” grapte ze terwijl ze hem op de tafel installeerde.
Fred lag daar, zijn stomazaken overal verspreid, terwijl Anna geconcentreerd aan het werk ging. “Het lijkt hier wel een operatiekamer,” zei Fred met een scheve glimlach.
Anna giechelde terwijl ze de plakkers stevig aandrukte.
Fred schoot in de lach, ondanks de situatie. “Ik hoop dat je die vergadering die hier straks begint wel even waarschuwt dat ze mijn geur niet als nieuwe luchtverfrisser moeten zien.”
Toen alles weer schoon en geplakt was, ruimden ze de tafel netjes op en liepen ze samen de zaal uit naar beneden want daar stond een lunch gepland met kennissen, en het werd een warm en gezellig samenzijn. Er werd gelachen en Anna en Fred merkten hoe fijn het was om even de focus van de reis te verleggen naar simpelweg genieten van elkaar en anderen.
Na de lunch kwam Chris Fred en Anna weer ophalen en bracht hen terug naar het huisje. Eenmaal daar nam hij het voortouw in de keuken en kookte een 5 sterren diner. Het was heerlijke pasta met gorgonzola, precies wat ze nodig hadden. Samen zaten ze aan tafel, lachend, pratend en genoten van het eten.
“Dit is zó lekker,” zei Anna, terwijl ze een grote hap nam. Maar ineens trok ze een pijnlijk gezicht en legde haar vork neer. “Au, ik beet op mijn tong!”
Fred keek haar met opgetrokken wenkbrauwen aan. “Dat moet wel héél lekker zijn als je jezelf erbij op wilt eten.”
Anna grinnikte ondanks de pijn en stak haar bloederige tong naar buiten. “Nou, nu kan ik niks meer eten. Ik bewaar maar wat voor morgenvroeg.
Fred schoof haar bord iets dichter naar zich toe, met een quasi-onschuldige blik. “Ik weet niet of het eten dat overleeft tot morgenvroeg. Maar ik zal mijn best doen.”
Anna rolde met haar ogen. "Als je dat maar laat. Maar het is ondanks mn tong toch jammer dat we onze kok weer moeten laten gaan. Ik zou wel willen blijven in dit huisje met verzorging”
Chris keek op van zijn bord. “Geen zorgen, ik stuur jullie morgen gewoon weer de kou in.”
Fred schoot in de lach. “Dat is echte liefde, jongen.”
Na het eten was het tijd om orde op zaken te stellen. Spullen die ze niet meer nodig hadden, werden uitgezocht en ingepakt om terug naar huis te gaan. Het was een lastig gevoel om afscheid te nemen van dingen die je heeeel misschien nog nodig zou kunnen hebben, maar ze lieten een stukje ballast achter en het gaf ook meer ruimte in het aanhangertje.
“Het voelt lichter zo,” zei Anna, terwijl ze de laatste tas dichtknoopte.
Fred knikte. “Lichter is goed. Dat betekent dat we morgen weer wat harder kunnen gaan.”
Ze lachten samen, wetend dat de reis nog lang niet voorbij was, maar elke stap, of trap, vooruit voelde als een overwinning.
Hoofdstuk 27: Wind, Modder en Suikerdip... WINSSEN NAAR UDEN
De ochtend begon vroeg, want het was verhuisdag. Chris en zijn hond waren de afgelopen dagen gezellig bij hen gebleven in het huisje, een welkome afleiding en praktische hulpbron. Maar nu zouden hun wegen weer scheiden. Na een gezamenlijk ontbijt en een laatste knuffel met de hond, bracht Chris hen terug naar de plek waar ze de dag ervoor waren geëindigd.
Het begon zoals altijd als je verderop begint: spullen in de bus, rijden, spullen uit de bus, spullen op de fiets, spullen weer verplaatsen omdat het toch niet past zoals je dacht. Fred zat ondertussen vrolijk op de fiets, terwijl Anna mopperend de tassen opnieuw inpakte. “Als ik dit nog één keer moet doen, ga ik gillen,” gromde ze. Het blijft een zwaar en vervelend werkje.
Toen alles eindelijk zat waar het hoorde en Fred zijn zakjes had geleegd, konden ze vertrekken.
De wind begroette hen meteen, stevig en ongenadig, alsof hij al wist dat ze “naar beneden” fietsten op de kaart en daarom besloot recht in hun gezicht te blazen en de fiets tegen te houden.. hoho... niet te snel...
De route was prachtig, dat wel. Zonlicht scheen onverwacht tussen de bomen door, en het landschap leek bijna magisch. Het was een aangename afwisseling van de grijze dagen. “Zo ziet de wereld er dus uit in kleur,” zei Anna, terwijl ze even stopte om adem te halen.
Fred keek haar aan en knikte. “Kleur. Wie had gedacht dat we dat nog zouden zien? Maar vergeet niet te genieten, straks is het weer weg.”
Het genieten werd echter regelmatig onderbroken door de modderpaden en omleidingen die hen dwongen door nog meer blubber te ploegen. “Dit is geen fietsen,” mopperde Fred. “Dit is veldrijden zonder training.”
Ondertussen begon de omgeving steeds meer signalen van carnaval te geven. Mensen liepen voorbij met gekke hoeden en bontgekleurde jassen. En overal bordjes met andere stadsnamen. “Carnavalsland,” zei Anna hoofdschuddend. “Ze leven hier blijkbaar een poosje in een compleet andere wereld.”
Fred lachte. “Misschien moeten wij ook maar een gekke hoed opzetten in plaats van een warme muts. Dan past het in ieder geval bij de rest.”
Bij de dagelijkse stop voor boodschappen bleef Fred op de fiets wachten bij de winkel, trouw de wacht houdend. “Het lijkt wel of jij je tijd bewust neemt daarbinnen,” riep hij naar Anna toen ze naar buiten kwam. “Moet je zo lang zoeken?”
“Ja, elke winkel heeft z’n eigen logica,” antwoordde Anna met een diepe zucht. “Als ik eindelijk weet waar de komkommers liggen, veranderen ze het weer.”
Fred gebruikte de wachttijd nuttig: hij deelde visitekaartjes uit en vertelde nieuwsgierige voorbijgangers over hun reis. “Het is net alsof ik een ambassadeur ben,” zei hij trots toen Anna terugkwam met een tas vol groenten en natuurlijk chocola.
“Mooi,” zei Anna droog. “Misschien kun je de volgende keer een subsidie regelen. De boodschappen worden steeds duurder."
De dag eindigde met een uitdaging. Net toen ze bijna bij het hotel waren, gaf de accu van de fiets er de brui aan. “Natuurlijk,” mompelde Anna. “Waarom niet, op dit moment, vlak voor het einde?”
Fred sleepte zich uit zijn voorstoeltje en boog zich over de kar. “Ik pak de andere wel." En al graaiend tussen zakjes, doosjes, thermobroeken, regenjassen en een flesje bier, vond hield hij triomfantelijk de reserve accu omhoog. Is een poep en een scheet was t gefixt.
Anna zuchtte: “Dat ik daar nou zo’n probleem van maakte. Ik ben gewoon moe denk ik”.
Na aankomt in het hotel begon weer het bekende riedeltje : uitladen, in een veel te kleine lift alles op en neer brengen, de fiets in de schuur verderop zetten. Tegen de tijd dat Anna op hun kamer was, was de laatste energiemolecuul op.
“Dit bed is het mooiste dat ik vandaag heb gezien,” zei Anna, terwijl ze met een zucht neerplofte. Fred schoof een sinaasappel, chocola en een kokosmakroon naar haar toe.
“Hier, suikerdipmomentje,” zei hij.
Anna nam een hap en zuchtte tevreden. Binnen twintig minuten waren ze allebei in een diepe dommel verzonken.
Die avond kookten ze, zoals altijd, zelf. Creativiteit met groente in een badkamer: het blijft een kunst. “Het is bijna campingstijl,” zei Fred terwijl hij een ui schilde boven de wastafel.
Op de dag terugkijkend bij het schrijven van hun dagelijkse verhaaltjes zijn het juist de kleinste overwinningen die een dag bijzonder maken. Ondanks de wind, de modder en het gemopper, sloot deze dag af met een fijn moment van rust en voldoening.
Een dag vol uitdagingen werd een herinnering om te koesteren, een dag die hen dichter bij het einde bracht, de eindbestemming van hun reis, maar ook het einde dat onvermijdelijk boven hen hing ookal hadden ze t daar gewoon niet meer over. Het was een dag waarop ze niet alleen vooruitgingen, maar ook stil stonden bij wat écht telt: samen herinneringen maken, juist nu.
Hoofdstuk 28: Van Uden naar Nuenen op de van Goghroute
De dag begon met een beetje spanning. Fred voelde zich allesbehalve fit. De huid rond zijn stoma’s was knalrood en heet, de irritatie trok door tot op zijn rug, en tot overmaat van ramp had hij een harde, gevoelige plek in zijn been. Hij had slecht geslapen en voelde zich uitgeput. Zijn stem was ook weer grotendeels verdwenen, wat de communicatie er niet makkelijker op maakte.
Anna daarentegen had heerlijk geslapen in het fijne hotelbed, iets waar ze zich bijna schuldig over voelde toen ze naar Fred keek. Toch was er geen tijd voor te lang stilstaan bij hun zorgen, de ochtend vroeg om actie
.Samen liepen ze naar het ontbijt, Fred stevig vasthoudend aan Anna’s arm. Het voelde als een halve maraton, want de ontbijtruimte bevond zich helemaal aan de andere kant van het hotel. “De avondvierdaagse is er niks bij,” mompelde Anna, terwijl ze Fred ondersteunde
.Fred gaf een flauwe glimlach. “Misschien halen we hier wel een medaille voor.
”Na het ontbijt begon het bekende riedeltje weer: spullen inpakken, alles de lift in krijgen, een bagagekar opsporen in het doolhof van het hotel, en vervolgens de fiets optuigen. Anna sjouwde en sjouwde, terwijl Fred vanaf zijn stoel probeerde aanwijzingen te geven
.“Dit voelt alsof we al halverwege de dag zijn,” zei Anna hijgend toen alles eindelijk op z’n plek zat
.Fred knikte. “Maar we hebben het gedaan. Kom op, standje ‘hoog’ en gaan.
”Het fietsen ging verrassend goed. De motor stond op standje turbo, en de frisse lucht leek hen beiden op te peppen
.Onderweg stuitten ze onverwachts op een kleine verrassing: een namaak-Lourdesgrot in Mariahout. Anna moest lachen toen Fred abrupt remde en riep: “Kijk, we zijn er al! We kunnen weer naar huis!
”Anna stapte af en bekeek de grot, een charmant eerbetoon aan het echte Lourdes. “Best handig,” grapte Fred. “Hoef ik geen honderden kilometers meer te fietsen. Dit scheelt veel geld en tijd.
”Anna schudde lachend haar hoofd. “Zó werkt het niet, jongetje. Zo makkelijk kom je er niet van af. Maar we kunnen wel alvast een kaarsje aansteken.
”Anna stak een kaars aan, haar handen even stil terwijl de vlam begon te branden. “Voor een goede reis naar het echte Lourdes,” zei Anna zacht en keek naar de kleine, flakkerende vlam. “En voor alles wat daarna nog komt.
”Ze stapten weer op de fiets, met een glimlach en een klein beetje extra hoop in hun hart. De echte Lourdes wachtte nog, maar dit voelde al als een voorproefje van wat komen ging
.Voor ze het wisten, stonden ze in Nuenen, het dorp van Van Gogh. Ze bekeken enkele plekken die aan hem herinnerden en brachten een bezoek aan het Van Gogh-museum
.“Wat een leuk museum,” zei Anna enthousiast, terwijl ze door een interactieve expositie liep. “Ze hebben zelfs aanraakschilderijen!
”Fred lachte zachtjes. “Dat is precies iets voor jou. Jij kunt nergens vanaf blijven.
”Anna stak haar tong naar hem uit. “Dat heet betrokkenheid. Misschien moet jij het ook eens proberen. En weet je dat ze alles hier in stijl hebben? Zelfs de koffiekopjes hebben maar 1 oortje.
”Fred lachte voluit nadat het kwartje viel
.Na het museum gingen ze naar de supermarkt om boodschappen te doen. Anna verdween naar binnen terwijl Fred als trouwe wacht bij de fiets bleef. Tien minuten later kwam ze eruit gestormd, met een blik die boekdelen sprak
.“Ik doe dit nooit meer!” riep ze. “Ik word gek in die supermarkten. Alles ligt altijd ergens anders, ik zoek me rot, en ik dan maken ze het hier ook nog zo dat het bijna een escaperoom lijkt. Als je bij de kassa bent en je wil toch nog iets hebben dan moet je werkelijk de hele winkel weer teruglopen… grrrr.
”Fred keek haar aan en onderdrukte een lach. “Moet ik morgen boodschappen doen?
”“Ja, als je dat zou kunnen,” antwoordde Anna gefrustreerd. Maar al snel, met de wind in hun gezichten, verwaaiden haar moppers, en tegen de tijd dat ze bijna bij hun slaapadres aankwamen, was de stemming weer opgewekt
.Ineens ging Freds telefoon. Het was het UMCG. Na wat uitleg kreeg hij het advies om zo snel mogelijk met antibiotica te beginnen vanwege de infectie rond de stoma’s. “Oké,” zei Fred terwijl hij ophing. “Dat wordt morgen een stop bij de apotheek.
”“Pffff”, zei Anna, “Fietsend naar de hemel via de apotheek”..
.Hun slaapadres bleek een manege te zijn, een gezellige, rustige plek met veel paarden en een lieve host. Wat ze niet hadden verwacht, was dat hun kamer zich op de bovenverdieping bevond. Alles moest naar boven: fietstassen, spullen uit het aanhangertje, losse spullen. Anna’s knieën protesteerden luid
.“Dit is echt een aanslag op mijn gewrichten,” mompelde ze, terwijl ze zuchtend nog een tas omhoog sjouwde. Het huilen stond haar nader dan het lachen
.Fred, die eigenlijk niet mocht tillen, kon het niet aanzien en begon stiekem spullen naar boven te dragen. “Zeg niets tegen de dokter,” zei hij met een grijns, terwijl hij een tas neerzette
.“Zolang je het overleeft,” antwoordde Anna. “Ik hou je vandaag niet tegen.
”Uiteindelijk was alles boven, uitgeput maar tevreden dat alles op z’n plek stond. Na een simpele maaltijd van salade ploften ze op bed. “Ik hoop dat mijn knie mij dit morgen vergeeft,” zuchtte Anna
.Fred keek haar aan. “En ik hoop dat mijn rug geen wraak neemt.
”Ze vielen allebei stil, moe van de dag maar ook tevreden. Morgen zouden er vast weer nieuwe uitdagingen zijn
.Reizen is ook leven in het nu, bedacht Anna terwijl ze naar Fred keek, die met gesloten ogen op bed lag, zijn ademhaling gelukkig rustig en gelijkmatig. En geen koorts of misselijkheid. Elke dag bracht nieuwe uitdagingen, nieuwe plannen en onverwachte wendingen. Maar hier, in dit moment, was er alleen rust
.Het was de kunst om niet te veel vooruit te kijken, om niet te blijven hangen in wat achter hen lag, maar gewoon in het nu te zijn. Reizen dwong hen daartoe, omdat elke dag vol zat met wat nú belangrijk was: de wind trotseren, de fiets optuigen, de weg vinden, en vooral elkaar
.Anna sloot ook haar ogen en liet de gedachten wegdrijven. Morgen zou er weer een andere dag zijn. Maar voor nu, precies op dit moment, was alles goed zoals het was. En dat was meer dan genoeg.
Hoofdstuk 29: Dilemma…
De ochtend begon vreemd. Anna werd wakker met een onrustig gevoel, nog half gevangen in de vermoeidheid van de nacht. Fred had haar midden in de nacht wakker gemaakt met ondraaglijke pijn in zijn enkel. Hij had zich de vorige dag een beetje verstapt, niets zorgwekkends leek het toen, maar gedurende de nacht was het verergerd tot iets onhoudbaars.
Samen hadden ze nog geprobeerd een oplossing te vinden, extra kussens, een andere houding, natte doeken, maar niets hielp. Uiteindelijk besloten ze de dokterspost te bellen. De boodschap was duidelijk: zware pijnstillers nemen, want paracetamol doet helemaal niets.
Maar terwijl de nacht en vroege ochtend vorderde, werd het al snel duidelijk dat het niet bij een pijntje bleef. Fred kon niet meer lopen. Zelfs opstaan was een marteling. Een afspraak bij de lokale huisarts werd gemaakt, en na wat aandringen mochten ze gelukkig al om 11 uur komen. Fietsen was onmogelijk, dus werd er een taxi geregeld. Over de grond kruipend naar de trap en op de kont naar beneden zaten ze te wachten op wat ging komen. Een beetje ontgoogeld.
De taxichauffeur bleek gelukkig een vriendelijke man, eentje die direct doorhad dat Fred niet zomaar de auto in kon. Hij ondersteunde hem voorzichtig terwijl ze hem naar de taxi hielpen. “Geen zorgen, we krijgen je er wel,” zei hij geruststellend.
Bij de huisarts werden ze verrast. Geen standaard, afstandelijke arts, maar iemand met humor en een losse, fijne manier van doen. “Tja,” zei hij na onderzoek, “dit moet even goed bekeken worden in het ziekenhuis. Ik ga een verwijzing regelen.En de medicatie kan alcast gehaald worden hier bij de apotheek.”
En zo belandden ze weer in de taxi bij hun inmiddels vertrouwde chauffeur, die van de gelegenheid gebruik maakte om hen een spontane rondleiding door Helmond te geven. Terwijl Fred zijn enkel angstvallig stil probeerde te houden, luisterden ze naar verhalen over de stad, zijn jeugd, en alles wat hij onderweg tegenkwam.
In het ziekenhuis ging alles opvallend soepel. De sfeer was ontspannen en de mensen waren vriendelijk. Zelfs de man bij de receptie en de mevrouw van de planning straalden een soort Brabantse gezelligheid uit. “We plannen jullie er even tussendoor,” zei de baliemedewerkster met een knipoog.
Anna keek Fred aan. “Zie je? Misschien is dit gewoon een klein uitstapje naar een andere vorm van zorgtoerisme.”
Fred zuchtte en probeerde te glimlachen. “Hopelijk met minder souvenirs.”
De röntgenfoto werd gemaakt terwijl de laborante rustig met hen bleef praten, alsof ze gewoon even op de koffie waren. Toen de uitslag binnen was, bleek het geen breuk, maar een flinke ontsteking. Dat betekende nóg meer medicijnen, nóg meer rust en nóg minder mobiliteit.
“Dat is toch niet helemaal wat we van onze fietstocht, verwacht hadden” mompelde Fred terwijl hij weer in de taxi werd geholpen. “ Met van alles rekening gehouden maar dit? Zo onvoorspelbaar is het leven, geen controle mogelijk…”
De chauffeur, inmiddels hun persoonlijke gids, bracht hen terug, opnieuw met een vleugje sightseeing en een hoop verhalen.
Eenmaal terug in de B&B was de realiteit onontkoombaar. Fred kon de trap alleen nog maar op zijn kont naar boven. Hij kreunde van de pijn, en Anna kon niet anders dan machteloos toekijken.
Ze legde hem voorzichtig in bed, maakte koffie en een tosti, iets vertrouwds, iets eenvoudigs, en hoopte dat het hem wat goed zou doen. Maar voor ze het wist, waren ze allebei in slaap gevallen, uitgeput door de dag. Pas tegen etenstijd schrokken ze wakker.
Er was niets in huis om te koken. De supermarkt was nu echt geen optie meer. Dus werd er pizza besteld.
“Eindelijk iets wat wél makkelijk gaat vandaag,” mompelde Anna terwijl ze de doos op tafel zette. Maar toen ze een hap nam, voelde ze een knoop in haar maag. Het eten bleef steken. De spanning, de uitputting, ze kreeg het gewoon niet door haar keel.
En toen begon Fred met overgeven.
Een cocktail van zware medicijnen, pijn en vermoeidheid maakte hem misselijk en instabiel. Lopen ging nauwelijks. Zelfs douchen werd een worsteling. De stoma’s vervangen voelde als een uitputtingsslag. Met twee stoelen en de steun van deurposten wist hij zich nog net te verplaatsen, maar hij was minder aanspreekbaar, alsof de medicatie hem in een waas had gehuld.
Anna keek naar hem en voelde een zware vraag in haar borst bonken.
Is dit nog wel verantwoord?
Morgen stond er een tv-opname gepland. Moest die doorgaan? Moesten ze überhaupt nog doorgaan met de reis? Of was dit het moment om een moeilijke beslissing te maken? Overleg hierover met Fred was lastig. Door de medicijnen was hij niet in staat om een goede afweging te maken. Ze wist best wel wat het thuisfront zou adviseren. Maar begrepen zij echt wat dit voor hun zou betekenen?
De stilte hing zwaar in de kamer.
Fred lag uitgeteld in bed, zijn ademhaling onregelmatig, zijn gezicht bleek. Anna zat aan de rand, haar handen om een kop lauwe thee gevouwen, starend naar de muur zonder iets echt te zien.
Alles voelde ineens anders. De reis, die begon als een avontuur, een tocht vol herinneringen en symboliek, leek nu meer op een strijd. Niet tegen de kilometers, niet tegen de wind, maar tegen de grenzen van wat nog haalbaar was.
Ze keek naar Fred, zag hoe hij probeerde te vechten tegen zijn lichaam dat steeds minder meewerkte. Haar eigen lichaam voelde zwaar, moe van het tillen, zorgen, regelen. Dit was niet hoe het moest gaan. Dit was niet wat ze voor zich zagen toen ze vertrokken.
Anna haalde diep adem en keek naar de slapende Fred. Was dit nog verantwoord? Was het tijd om de reis los te laten? Of hielden ze vast aan iets dat eigenlijk al niet meer kon?
Ze wist het niet. Nog niet.
Hoofdstuk 30:
Heer, weet dat ik u bemin
Ik heb honger en ik begin
Eet smakelijk
Anna had haar ogen nog niet open of er zat al een knoop in haar maag. Haar eerste gedachte was helder en onontkoombaar: Kunnen we vandaag wel fietsen?
De afgelopen dagen waren ze langer op dezelfde plek gebleven dan gepland. Freds gezondheid had hen gedwongen om pas op de plaats te maken. Het vermoeden groeide dat hij wondroos had, zijn enkel was pijnlijk en opgezwollen, zijn lichaam verzwakt. Gisteren hadden ze een extra rustdag ingelast, hopend dat het beter zou gaan.
Vanmorgen toch maar weer contact met de huisarts. Het advies was duidelijk: rust nemen, medicatie trouw slikken. Maar rust nemen terwijl je op reis bent, voelde als stilstaan in meer dan alleen kilometers.
Anna keek naar Fred, die stil op bed zat, zijn gezicht vermoeid maar vastberaden. “Dus... fietsen?” vroeg ze voorzichtig.
Fred knikte langzaam. “Ja. Ik wil door.”
Ze beet op haar lip. “Weet je het zeker? Het kan dingen verergeren.”
Hij haalde zijn schouders op. “We hebben geen haast. Jij fietst, ik zit stil voorop. Ik laat me gewoon meevoeren.”
Anna fronste. “Maar kun je in deze toestand wel zulke beslissingen nemen? De medicatie maakt je wazig, en je voelt niet eens goed hoe erg het is.”
Fred keek haar met een scheve glimlach aan. “Misschien. Maar als ik nog langer blijf liggen, voelt het alsof ik helemaal stop.”
Ze zuchtte diep. Wat een dilemma... Dit is onze reis, herinnerde ze zichzelf. Zijn laatste grote tocht, maar ook mijn laatste met hem. Ze wilde hem laten bepalen hoe hij hem maakte, maar tegelijkertijd wist ze dat zij ook degene was die de grenzen moest bewaken.
Toch gingen ze weer. Samen besloten zoals altijd. Ookal was Fred dan in zijn wazige fase
Het inmiddels vertrouwde ritueel begon opnieuw: alles inpakken, tassen bij elkaar zoeken, bagage naar beneden zeulen. Anna kreeg hulp van de b&b eigenaresse wat erg fijn was, terwijl Fred zoveel mogelijk probeerde in te pakken wat er op zn bed werd gegooid door Anna.
Toen alles eindelijk op en aan de fiets zat, haalde ze diep adem. “Okee, we gaan.”
Fred keek haar aan en grijnsde flauwtjes. “jij bent vandaag de motor.”
Ze lachte, al voelde haar maag nog steeds zwaar. Dit kon goed gaan… of heel erg fout.
Maar er was maar één manier om erachter te komen. Trappen.
Het weer zat mee. Eindelijk.
Na dagen van regen en kou had de zon besloten hen vandaag te vergezellen. De lucht was fris, de plassen op de weg glinsterden in het licht, en de wereld leek even vriendelijker.
“Zon!” riep Anna opgelucht. “Ik was al bijna vergeten hoe dat eruitzag.”
Fred glimlachte flauwtjes vanaf zijn plekje voorop. “Misschien is het een teken. Of gewoon mazzel.”
Anna haalde haar schouders op en trapte rustig door. De fiets stond op de hoogste stand, geen haast, geen stress. Alleen vooruit.
Langs de weg doemt plotseling een indrukwekkend gebouw op. Een grote basiliek, midden in Lierop.
Anna aarzelde geen seconde en remde af. “Even stoppen,” zei ze.
Fred keek haar vragend aan. “Voor een kaarsje?”
Anna knikte. “Ja. Maar dit keer niet voor anderen. Voor ons.”
Ze stapte af en liep naar binnen, waar de rust haar onmiddellijk omhulde. De hoge gewelven, de geur van kaarsvet en hout, het zachte gefluister van een paar bezoekers. Ze stak een kaarsje aan, keek even naar de vlam en sloot haar ogen. Voor onze tocht. Onze strijd. Onze weg.
Toen ze zich omdraaide, zag ze op een klein tafeltje een kaartje liggen. Een gebed voor een pelgrim.
Ze slikte even. Dit was bijzonder. Alsof de kerk, de stilte, en het kaarsje haar even herinnerden aan iets essentieels: je bent onderweg. En dat is genoeg.
Buiten kneep Fred zijn ogen tot spleetjes tegen de zon. “Je ziet eruit alsof er iets van je afgevallen is,” merkte hij op.
Anna glimlachte en haalde diep adem. De knoop in haar maag was verdwenen.
“Misschien was het het kaarsje,” zei ze zacht.
Fred knikte. “Of gewoon mazzel.”
Hoe verder ze fietsten, hoe mooier de omgeving werd. Het platteland veranderde langzaam in een schilderachtig natuurgebied. Waterplassen weerspiegelden de kale bomen, een buizerd cirkelde hoog in de lucht, en overal klonk het vrolijke gekwetter van vogels die de lente al voelden aankomen.
“Het lijkt wel alsof de wereld ons kadootjes geeft,” zei Anna dromerig.
Fred knikte en keek om zich heen. “Kleine geschenken. Misschien moeten we ze gewoon blijven verzamelen.”
En zo reden ze verder, door de stilte, door het landschap dat zoveel gaf zonder iets terug te vragen.
De weg leidde hen verder, tot ze Valkenswaard en later Dommelen, bereikten, de woonplaats van de neef van Anna en zijn vrouw, waar ze zouden lunchen.
Toen ze hun fiets parkeerden en de voordeur openging, wist Anna het zeker: dit was een goede dag. Misschien zelfs een hele goede dag.
Het was heerlijk in Dommelen. Een pauze in hun reis, een moment van thuis voelen, ook al waren ze ver van huis.
Fred werd direct op de bank gestationeerd, been omhoog, een kop koffie in zijn handen gedrukt. “Niet bewegen, jij,” zei Anna resoluut. “Jij bent vandaag decoratief meubilair.”
Ze lachte en plofte neer op de andere bank waar taart en thee en later ook nog een heerlijke lunch klaarstond. Maar het eten was slechts bijzaak, de gesprekken maakten het pas echt bijzonder. Kunst, schilderen, figuurzagen, reizen… onderwerpen die niets te maken hadden met kanker, pijn of afscheid.
De tijd vloog voorbij en voor ze het wisten, was het alweer tijd om verder te gaan. Na een warm afscheid stapten ze weer op de fiets, nog 15 kilometer te gaan naar hun volgende overnachtingsadres.
“Dit was fijn,” zei Anna op een gegeven moment zachtjes tegen Fred, die tevreden achterover leunde in zijn stoeltje voorop. “Even andere gesprekken. Even niet ‘hoe gaat het met je?’ en ‘wat zegt de dokter?’”
Fred knikte. “Ja. Dit is gewoon normaal. En normaal is zeldzaam geworden.”
Onderweg werd het al snel kouder en ze waren blij uiteindelijk bij hun Vrienden op de Fiets-adres aan te komen en werden begroet alsof ze oude bekenden waren. Er was meteen een klik, ondanks dat ze uit totaal verschillende hoeken van het land kwamen en het dialect soms voor een klein taalraadsel zorgde.
“Het voelt alsof we elkaar al jaren kennen,” fluisterde Anna, terwijl ze hun tassen binnen zette.
In de serre van het huis stond, tot hun verbazing, een beeld van Bernadette van Lourdes. Niet zomaar een beeld, maar eentje dat gerestaureerd werd door de gastvrouw zelf.
Anna keek er met grote ogen naar. “Dit meen je niet… We zijn nog niet eens in Lourdes en Bernadette is hier al.”
Fred grinnikte. “Dat bespaart weer een paar duizend kilometer.”
Voorzichtig raakte Anna het beeld aan. De verf was deels afgebladderd, de restauratie nog in volle gang. “Wat een toeval,” zei ze. “Of… misschien is het helemaal geen toeval.”
De gastvrouw glimlachte. “Misschien wilde ze jullie gewoon even begroeten voordat jullie verdergaan.”
Fred knikte. “Nou, dan gaan we morgen met haar zegen verder.”
En zo voegde Bernadette zich onverwachts bij hun reis, nog voor ze haar eigen stad bereikt hadden.
Die avond werd er zacht op de deur geklopt. “Het eten is klaar,” klonk het vriendelijk vanuit de gang.
Toen ze naar de eetkamer liepen, werden ze verrast door een prachtig gedekte tafel. Een geborduurd tafelkleedje lag netjes uitgespreid, de lichtjes branden en de geur van een huisgemaakte maaltijd vulde de ruimte.
“Nou,” zei Anna hardop “dit is een restaurant met Michelin-potentie.”
Fred glimlachte. “Minstens drie sterren. En eentje extra voor de gastvrouw.”
Het werd een warme, gezellige avond. Geen haast, geen verplichtingen, alleen genieten van goed eten en fijne gesprekken. Een compleet driegangenmenu, alsof ze even niet op reis waren maar gewoon bij vrienden aan tafel schoven.
Maar de vermoeidheid sloop erin. Fred probeerde zich staande te houden, maar zijn lichaam had andere plannen. Hij mompelde een excuus en trok zich terug in de kamer.
Anna volgde even later en vond hem al half onder de dekens. Zijn gezicht grauw van vermoeidheid en nog voordat ze de deken goed over hem heen sloeg, sliep hij al.
Ze keek even naar hem en hoopte maar één ding: dat deze slaap zou genezen, herstellen, kracht teruggeven.
Zacht trok ze de deur achter zich dicht. Zij ging ook maar vroeg slapen. Morgen weer een nieuwe dag. Maar voor nu mocht de wereld even wachten.
Wij van Stichting Onbeperkt op de fiets gebruiken cookies om u de beste ervaring op onze website te geven. Meer informatie vindt u op de Privacypagina.